In 1977 won Cook Neilson op het circuit van Daytona, tijdens Speed Week, de superbike race met een rondcarter 750cc koningsasser. Deze overwinning is één van de hoogtepunten van de Ducati race geschiedenis in Noord-Amerika en nochtans kreeg het team dat deze overwinning behaalde op geen enkele manier ondersteuning van de Ducati fabriek. De motorfiets, die in de wandelgangen de naam "California Hot Rod" meekreeg en later ook "Old Blue" werd genoemd, was getuned door Phil Shilling, die toen gezamenlijk met Cook Neilson redacteur was van het Amerikaanse motortijdschrift "Cycle". Beiden konden ze gebruik maken van de diensten van de in Californië actieve tuners van dragracers en hotrod's. Met Amerikaanse onderdelen zoals zuigers, ontstekingsspoelen, versnellingsbak en inlaatkleppen, BMW uitlaatkleppen en een Volkswagen oliefilter werd een zéér snelle racer in elkaar gepuzzeld die in 1977 op Daytona niet alleen de viercilinder oppositie van Kawasaki (codenaam Flexi-flyer Garbage Can Fours) maar ook BMW (Panzerbikes) en Guzzi op een hoopje reed. De overwinning op Daytona was de bekroning van vijf jaar met Ducati racen in de Verenigde Staten. Het begon allemaal in 1974 met deelname aan locale races. In 1975 richtte het AMA (American Motorcycle Association oftewel de motorfietsbond van de Verenigde Staten) de 750cc superbike races in (er was al een klasse tot 1000cc) waaraan onze beide helden deelnamen met een rondcarter 750SS. Deze werd "Overdog" genoemd, het tegengestelde van underdog. Blijkbaar waren ze al vroeg overtuigd van de kwaliteiten van de 750SS . Zonder veel modificaties haalde deze al bijna 230 km/u wat veel sneller was dan de dichtstbijzijnde oppositie met een Kawasaki 750H2 die slechts 203 km/u bereikte. Zo wonnen ze in 1975 de 750cc superbike klasse in Daytona en werd er een vijfde plaats in het totale klassement behaald (de 750's en 1000's reden samen). Hetzelfde jaar wonnen ze nog meerdere races in hun klasse en waren verscheidene malen zelfs sneller dan de 1000cc oppositie. In 1976 werd er een opvolger gebouwd die "Old Blue" werd gedoopt en waarvan de cilinderinhoud werd vergroot naar 883cc. Omdat ze uit sentimentele redenen de cilinderkoppen van "Overdog" niet wilden aanpassen naar de grotere boring van het 883cc metende blok, werd er beslist iets van deze motor voor altijd te bewaren en met die cilinderkoppen en andere delen van "Overdog" een tweede racer te bouwen die de naam "Red and Silver Pile" (de rode en zilveren stapel) meekreeg. De "Red and Silver Pile" was bedoeld als back-up voor "Old Blue" zodat in geval er iets misging deze er altijd een motorfiets was om mee te racen. In 1976 werd er, met weinig succes geraced met "Old Blue" en waren er redelijk wat problemen met de versnellingsbak zodat men verplicht was door een plaatselijke vakman een nieuwe te laten maken uit beter materiaal dan ze Italië hadden gebruikt. 1977 was een veel succesvoller jaar met als hoogtepunt de overwinning in Daytona. Op het eind van het raceseizoen stopten Neilson en Shilling met racen en werd "Old Blue" verkocht aan een ander team die met deze motorfiets in 1978 het superbike kampioenschap meereden. "The Red and silver Pile" vond een laatste rustplaats in de garage van Phil Shilling. Modificaties aan de standaard 750SS: 44 mm Harley Davidson inlaatkleppen, 38 mm BMW uitlaatkleppen, Accel condensatoren in de ontsteking, K-Mart onstekingsspoelen, Venolia zuigers met compressie van 9.97:1 met Toyota zuigerpennen en Yamaha segmenten, iets langere S&W achterschokbrekers zodat de balhoofdshoek iets steiler wordt opdat de motorfiets makkelijker de bocht instuurt, lichtere, aluminium, remschijven, verhoogde uitlaten, om te voorkomen dat in de bochten de dempers het asfalt raken, geflowde cilinderkoppen, ATF olie in de voorvork, een bredere achtervelg met voor en achter Goodyear slicks, vliegwiel in het motorblok verwijdert, dit weegt namelijk 2kg en is voor niets nodig, zwaardere veren in de koppeling en het frame werd verstevigd rond het balhoofd.
Bron: Cycle Magazine van januari 1976, juni 1977 en april 1985.
Patrick Fret.